We bezoeken de Klaagmuur. Ik kan haast niet beschrijven wat ik voel als ik merk dat vrouwen en mannen gescheiden worden om aan de muur te mogen bidden. Ieder heeft zijn eigen stukje muur. Het kan (mag) dus nog altijd niet samen. Ik weet waar de scheiding vandaan komt, toch voel ik verontwaardiging opborrelen. Ik leg dit gevoel maar gauw naast mij neer en geef me over aan de ongelijkheid. Ik zie opvallend veel jonge vrouwen en neem aan dat hun (jonge) mannen aan de andere kant aan het bidden zijn. Ook zie ik overal bekkens waar mensen eerst hun handen wassen voordat ze de Klaagmuur aanraken. Het lijkt een ritueel. Als je je handen wilt wassen, pak je een van de kannen, die spoel je uit en vul je met water dat je eerst over je ene en daarna over je andere hand schenkt. Mooi om naar te kijken en wellicht een mooi ritueel voor ons stuk.
Na de Klaagmuur bezoeken we de Heilige Grafkerk, die volgens de overlevering is gebouwd op de plek waar Christus is gekruisigd, begraven en waar hij opgestaan zou zijn. In mijn verbeelding bevindt deze plek zich ergens buiten de stad. Het tegendeel is waar. De meest heilige plek ligt midden in de drukte en wordt overlopen door pelgrims. In die hectiek valt mijn blik op iemand die in een hoekje zit te bidden. Opgesloten in het gebed, afgesloten van de wereld. Zo intens en puur kan geloof zijn.
Net buiten Jeruzalem bezoeken we de tuinen van Gethsemane, aan de voet van de Olijfberg. Zo druk als Jeruzalem met al zijn pelgrims is, zo rustig en authentiek is het hier. De olijfbomen zijn zichtbaar eeuwenoud. Zo moet het er ook in de tijd van Jezus uit hebben gezien. We bezoeken de kerk gewijd aan Maria Magdalena. Iedereen is heel rustig en sereen. Dit gevoel nemen we mee.